Sociaal gedrag


Wolven zijn sociale dieren die in familiegroepen of ‘roedels’ leven die strikt georganiseerd zijn en geleid worden door een alfamannetje en -vrouwtje. Gewoonlijk hebben zij het alleenrecht op de voortplanting. De overige dieren in de roedel zijn doorgaans de welpen van dit jaar en de inmiddels volgroeide jongen van het vorige jaar. Normaal blijven de nakomelingen van het alfapaar hooguit twee jaar in de roedel, maar uitzonderlijk blijven ze ook wel wat langer. Een vrouwelijke wolf krijgt, afhankelijk van de voedselsituatie, 2 tot 7 welpen per jaar, maar niet alle jongen overleven. Bij een gemiddelde van 4 overlevende jongen per jaar zal een roedel uit een tiental dieren bestaan.

De paartijd van wolven verschilt naargelang het gebied. In Scandinavië duurt die van februari tot april. Het nest van een wolf bevindt zich in een grot of een hol, verscholen onder boomwortels of tussen rotsen. Soms graaft hij zijn eigen hol, of vergroot hij een vossenhol of dassenburcht. Tussen maart en mei, na een draagtijd van 63 dagen, worden de welpjes geboren. Beide ouders zorgen voor de jongen. Ze krijgen daarbij hulp van de andere roedelleden. De reu brengt voedsel aan voor het zogende teefje. Na acht weken zijn de jongen gespeend; ze blijven vervolgens minstens een jaar bij de roedel.

Het voedselaanbod is van invloed op de roedelgrootte. Is er weinig voedsel, dan verlaten de jongen eerder de geboorteroedel, maar andersom gebeurt ook. In gebieden met weinig voedsel, zoals Italië en Spanje, leven de dieren in kleine familiegroepjes, bestaande uit alleen maar het alfapaar en hun welpjes. De jongen van het vorige jaar worden er vroegtijdig uit geschopt, en de beperkte roedel leeft hoofdzakelijk van kleine prooien.

Waar veel voedsel is, bijvoorbeeld in Alaska, leven wolven in grote roedels die kunnen bestaan uit wel twintig tot dertig dieren omdat de jongvolwassen wolven langer in hun geboorteroedel blijven. Daar wordt dan in grotere groepen gejaagd op grote hoefdieren zoals elanden. Hoe groter de roedel is, hoe groter de prooien die de wolf durft te bejagen. Grote roedels lijken vooral gevormd te worden in gebieden met lange koude winters met veel sneeuw. In zo’n periode zijn de grote prooien nog goed te bespeuren, terwijl alle kleine prooien in winterslaap zijn of diep verborgen onder de sneeuw leven. Om een volwassen edelhert te vloeren, kan je best met een troepje wolven aan de start verschijnen, en voor een eland breng je bij voorkeur de hele familie mee. Toch lijkt het erop dat het succes bij de jacht lang niet evenredig is met het aantal dieren in de roedel. Bij meer dan vier individuen lijkt de meerwaarde van elke bijkomende wolf beperkt. Dit komt omdat tijdens de jacht het werk vooral wordt gedaan door de weinige volwassen dieren in de roedel die veel ervaring hebben. De jongere wolven werken wel mee, maar zijn vaak minder efficiënt en leveren daardoor maar een bescheiden bijdrage aan het eindresultaat.



Verbale en non-verbale communicatie

De wolf kent een grote verscheidenheid aan expressiemogelijkheden. Het bekende huilen is vooral bedoeld om te communiceren over langere afstanden. Afhankelijk van de omstandigheden kunnen wolven dit gehuil op afstanden van zes tot tien kilometer horen. Het afbakenen van het territorium – urineren met opgetilde achterpoot of keutels achterlaten op opvallende plekken – is voorbehouden aan de dominante dieren. Binnen de roedel wordt vooral gecommuniceerd via lichaamstaal. Onderdanige wolven begroeten andere door onderwerping, met afgewende ogen, staart tussen de achterpoten, lage houding, oren naar achteren en een zacht gejank. Als wolven boos of bang zijn, laten ze dat meestal zien met ontblote tanden en gegrom.


Territorium

'Wolven leggen met gemak 40 tot 50 km af in één nacht. De dichtstbijzijnde Duitse en Franse territoria liggen op amper één week lopen...'

Het leefgebied van een roedel is in Europa ruwweg 200 vierkante kilometer groot. De exacte omvang van het territorium hangt onder meer af van het voedselaanbod; bij een groot aanbod van prooidieren kan het ook kleiner zijn dan 200 km². In poolgebieden, waar het voedselaanbod veel kleiner is, kan de territoriumgrootte dan weer oplopen tot 2 000 km². In de zomer zijn de territoria vaak tijdelijk wat kleiner; ze kunnen dan slechts enkele tientallen vierkante kilometer omvatten. De grootte van een territorium hangt niet alleen af van het voedselaanbod, maar ook van de minimaal benodigde sociale ruimte. Waar die ondergrens ligt, is niet bekend.

Binnen het hedendaagse cultuurlandschap in Europa worden territoria vooral bepaald door voedselaanbod met een ondergrens van ongeveer 120 km². Een roedel verdedigt zijn territorium tegen andere wolven. Een wolventerritorium ligt zoals bij de meeste roofdieren niet vast, maar verschuift onder invloed van de dominantie van de roedel ten opzichte van andere roedels, de vestiging van nieuwe roedels of het verdwijnen van oude.

Foto's

Copyright © 2012 Landschap VZW - Site by Bart Heirweg